In een vorige
blog stond al genoemd dat de oudste generaties Den Hengst in Delfshaven
woonden. Later werd dat Delft en de familie was erg honkvast want alle
generaties in mijn rechte lijn woonden in Delft, en mijn zus en ik zijn daar ook nog
geboren. Andere takken zijn verkast naar andere delen van Nederland (o.a. Amsterdam).
Tot ca. 1700
was men vooral schipper. Daarna was Willem (1731-1769)
schoenmaker/schippersknecht, Johannes (1761-1849) en zijn zoon Willem (1801-1858)
waren zeilmaker.
De zeilmakers
woonden Achterom 3 in Delft:
Zijn zoon
Daniel was ambtenaar bij het gemeentelijk woningbedrijf. Ook hij had een groot
gezin (13 kinderen, waarvan er 1 jong is overleden).
Mijn opa Jan(staand, 2e van rechts) was bakker net als zijn oudere broer IJsbrand (zittend links). Het jongste kind was Co (midden met strik), zij is 99 jaar geworden, geëmigreerd naar Australië en overleden in 2016.
IJsbrand was
zelfstandig bakker.

Advertenties
in de Delftsche Courant van 1941.
Hij verkocht
zijn bakkerij begin jaren ’50 en verhuisde naar Apeldoorn, vanwege de slechte
gezondheid van zijn vrouw. Zijn broer Jan (opa) was werknemer in zijn zaak maar
deelde wel mee in de verkoopwinst op het bakkerijbedrijf. Hij kreeg wel op het
hart gedrukt om hier maar niet met Han (echtgenote van IJsbrand) over te
praten.
Dat ze ook in
de oorlogsjaren bakker waren heeft vast geholpen in de tijden dat er maar heel
weinig te eten was. Maar ook in het gezin van opa Jan was aan het eind van de 2e
wereldoorlog al sprake van 10 kinderen.
Twee verhalen
opgetekend door mijn vader Daan:
De eerste jaren van de oorlog waren
nog om uit te houden. Alles kwam op de bon en sinds 1944 was er niets meer te
koop. Vooral etenswaren, schoenen, kleding, brandstoffen, fietsen, banden,
niets was er meer te koop. In de hongerwinter was er geen gas en elektriciteit
meer. Al het hout uit de plantsoenen werd in heel korte tijd in de plantsoenen
omgehakt en mee naar huis genomen. Er werd begonnen met de paaltjes rondom een
plantsoen. Wij, Wim en ik, probeerden het bord “Verboden voor Joden” mee te
nemen maar konden het niet uit de grond krijgen omdat onder aan de paal een
dwarsbalkje bevestigd was. We zijn toen naar huis gegaan om een schop te halen.
Toen we terugkwamen was het bord al weg! We hebben veel hout gehaald uit het
Westplantsoen, genoeg voor heel de winter.
Uit de rubrieksadvertenties van de Delftsche Courant van Februari 1945.
Wim werkte al als bakker en moest in
de hongerwinter brood halen voor zijn baas bij de Centrale Bakkerij aan het
Achterom en ik ging met hem mee. Het was denk ik Februari 1945. Het brood werd
uitgeteld door telkens 5 broden te pakken en die in zijn broodwagen te
plaatsen. Toen we buiten de poort van de bakkerij waren zei Wim: ik geloof dat
ze verkeerd geteld hebben. En inderdaad waren er 5 broden teveel gegeven. Wij
hebben toen samen een half brood al lopend achter de kar opgegeten. Een
voorbijganger die dat zag bood hem 35 gulden voor een brood. In die tijd denk
ik ongeveer een weekloon. Wim gaf de rest van de vijf broden thuis, waar moeder
zei dat het niet eerlijk was. Het was niet eerlijk maar de broden zijn wel
opgegeten door de familie den Hengst!